Geschiedenis
Het dorp Nieuw-Beijerland ligt in den noordwestelijken hoek van den Nieuw-Beijerlandsche-polder, tegen den Spuidijk (...), in het midden van aangename beplantingen en wandelwegen. Het is vrij uitgestrekt. (Citaat 1843)
de rode draad
De polders Nieuw-Beijerland en Nieuw-Piershil zijn bedijkt in 1581, waarbij de Spuikreek (de ‘kreek’) en de Dromkreek zijn afgedamd. Dorp is ruim van opzet in rationele structuur, karakteristiek voor de toenmalige ontwerpopvattingen van de Renaissance. Het organisch gevormde kreekrelict met de grienden en eeuwkanten contrasteert met de blokverkavelde, rationeel ingedeelde polder.
Naast een ruime opzet zijn een groene en landschappelijke uitstraling karakteristiek. Deze ruime opzet was in vroeger tijden reeds een niet te onderschatten kwaliteit. De geschiedschrijver J.W. Regt merkte reeds in 1843 op in zijn “Geschied- en aardrijkskundigen beschrijving van den Hoekschen Waard”:
Het dorp Nieuw-Beijerland ligt in den noordwestelijken hoek van den Nieuw-Beijerlandsche-polder , tegen den Spuidijk (...), in het midden van aangename beplantingen en wandelwegen. Het is vrij uitgestrekt.

De groene en landschappelijke uitstraling wordt in de 20e eeuw vooral kracht bijgezet door de vele boomgaarden, die het dorp omringden.
Deze boomgaarden zijn nagenoeg verdwenen. De Damgaarde is de enige boomgaard die nog (redelijk) intact is en die nog een belangrijke rol speelt in het zuidelijke aanzicht van het dorp.
